donderdag 28 november 2013

Netten doppen


Om de vis uit de netten te kunnen halen, te doppen, maakte men een soort stellingen, waarop de netten over een horizontale boom getrokken werden. Het te bewerken gedeelte hing dan op de juiste hoogte om, tussen wijsvinger en nagel van de duim, het lijfje van de vis achter de kop af te knijpen. Kop en ingewanden bleven dan achter. Die vielen er wel uit bij het opnieuw aanleggen of het schieten. Dan snakten ze wel eens naar adem hoor, als al die koppen om hun oren vlogen!
Voor het doppen waren altijd veel mensen nodig. Vooral bij ruime aanvoer moesten kinderen, vrouwen en losse werkkrachten meehelpen.

Foto: Doppen van de netten aan de haven in Enkhuizen.

dinsdag 26 november 2013

Het eelbootje van Aaldert


In 1913 liep op de Enkhuizer N.V. Werf Vooruit de aak, de EH9, van Aaldert Van Weelde van stapel als een van de weinige schepen die nog bestemd waren voor de Zuiderzeevisserij. Deze Aaldert had een groot gezin met zeven of acht kinderen. Als iemand hem vroeg: “Hoe red je dat toch?” Dan zei Aaldert: “Och, ik hew een klein knechie”. En daar bedoelde hij zijn bootje mee, niet zo duur in onderhoud als een houten scheepje, dus daar hield hij wel wat aan over.

Op de foto het “eelbootje” -of “aalbootje” voor het vissen op paling (red.)- van Aaldert Van Weelde, de EH9.

woensdag 20 november 2013

Visserij met ‘ziĆ«netten’

In de visserij met staande zijden botnetten werd onderscheid gemaakt tussen de kleine en de grote walvisserij. De kleine walvisserij werd veel uitgeoefend door oudere mensen en lieden die op de vloot geen plaats konden vinden. Behalve bejaarde vissers, “die een ‘klein leventje’ op zee verkozen boven het slenteren aan de wal, trok het walvissen ook anderen aan; jonge kerels die “aangetrokken door het gemakkelijke leventje een groot deel van de dag in zalig nietsdoen doorbrengen (wat den ouden van dagen van harte is gegund) en toch van den eenen in den anderen dag kunnen leven”.

Foto: Zijdenetvissers afgemeerd in het zwaaigat.

maandag 18 november 2013

Walvissers

Walvissers visten uitsluitend dicht onder de kust. Hendrik Jan Kok was zo’n walvisser. De ongetrouwde Hendrik Jan was tevens kostwinner voor zijn oude vader en zijn gebrekkige zuster. In verband met de op handen zijnde afsluiting waren veel jonge krachten van beroep veranderd. Hierdoor kon Hendrik Jan geen beginnende vissersjongen vinden en werd hij soms gedwongen enige tijd voor de wal te blijven liggen. Een keer probeerde hij het met een boerenjongen, maar die bleek zeer onbekwaam voor het vak. In 1949 leverde hij zijn visserijvergunning in “daar ik geen opvolgers heb en mijn scheepje zeer zuinig werdt’, zo schreef hij.

Foto: Walvissertjes bleven vaak voor in de haven liggen om de vis in leven te houden: een neergelaten zwaard hield ze op afstand tussen de stenen. Op de voorgrond twee haringschuiten.

vrijdag 15 november 2013

Garnalenpellen

Garnalenpellen betekende voor veel Harderwijkse gezinnen een welkome aanvulling op het inkomen. Rond 1905 waren al heel wat personen (inlcusief kinderen) bij het pellen betrokken. Per pond garnalen werd voor het pellen 8-10 cent betaald. In drukke tijden werd soms f 1000,- aan loon uitbetaald. Ook de wat beter gestelde gezinnen deden mee aan het pellen; dit om te voorkomen dat ze als lui werden bestempeld.
In een rapport uit 1911, opgemaakt in opdracht van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, wordt bezwaar gemaakt tegen de kinderarbeid ‘die de jeugd der slachtoffers berooft van spel en vrijheid, van buitenlucht en voldoende nachtrust. In plaats daarvoor treedt gejaagd, geestdodend werken in de benauwde atmosfeer der te kleine met vischlucht bezwangerde woonvertrekken’…

Foto: Garnalenpelsters

woensdag 13 november 2013

Harmen Petersen, schrijver en verteller

De Harderwijkse Harmen Petersen heeft in diverse publicaties willen doorgeven “wat zo in het leven van alledag ervaren werd door de vissers, de vrouwen en gezinnen”. In zijn boek ‘West Over’, waarmee hij landelijke bekendheid kreeg, beschouwt hij het verleden met afstand. Hij werkt soms met gefingeerde namen en beschrijft algemene menselijke en religieuze gevoelens van zijn personages. Ook besteedt hij ruime aandacht aan het walgebeuren, met name aan hen die achterbleven als de vloot naar zee was. “West Over’ werd dan ook opgedragen aan alle vissersvrouwen en moeders die door de eeuwen heen een belangrijke rol speelden in het Harderwijkse vissersleven.

Foto: Het boek "West Over" van Harmen Petersen.

donderdag 7 november 2013

Rijmen en dichten

In o.a. Elburg werden de vooronderdeurtjes vaak opgesierd met een gedichtje. Meestal met een godsdienstig tintje, maar soms werd daar vanaf geweken en kwam er hier en daar zelfs humor om de hoek kijken. Zo droeg het bottertje EB 47 waar Jan Jansen en Jan van Heimen mee visten de volgende tekst:
Mijn schuitje zwalkt op de onstuimige baren
Heere wil mijn Leidsman zijn in stormen en gevaren

Maar Frank Visscher had op zijn kooischot staan: Niet tikken, ik slaap.
Nu wat afgezaagd, maar toentertijd misschien heel origineel:
Wie niet als vriend hier binnenhuppelt
Die wordt er netjes uitgeknuppeld


Foto: Vissers hadden soms slimme oplossingen voor hun kleding. In plaats van laarzen droegen zij vaak beenkappen over hun klompen.

dinsdag 5 november 2013

‘Schiemannen’ oftewel smeren en teren

’s Zaterdags moesten de Marker schippers ‘schiemannen’, oftewel teren en smeren. Voor het teren werd behalve bruine teer ook koolteer gebruikt. Dat was zwarte teer die gewonnen werd uit steenkool. Koolteer werd vooral gebruikt op een overijzerd vaartuig (bekleed met dun, gegalvaniseerd, ijzer).
“Koolteer haalden we bij de gasfabriek, vuuftien centen voor zo’n grote emmer, kojje net dragen. Daar kojje wel tweemaal de botter mee doen.”

Foto: Hendrik en Lammert Wijnbelt koolteren hun EB 19.

vrijdag 1 november 2013

Licht in de duisternis

Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren vissersschepen verplicht bij donker een lantaren te voeren die alleen over de horizon licht uitstraalde; daarmee waren ze voor geallieerde vliegtuigen moeilijker op te merken. Deze lamp schijnt naar voren door twee gleuven, naar achteren door een enkele. Door een speciaal ophangsysteem en een cementen band rond de brander als contragewicht, bleef de lantaren ook op een scheef hangend of slingerend schip steeds in verticale stand.

Foto: Lantaren (verzameling Oudheidkamer Brederwiede)