vrijdag 30 augustus 2013

Van hout naar ijzer

Een houten botter, voor visser Wezelman uit Den Helder, was het eerste schip dat op de werf Stapel en Schild van stapel liep. Cees Stapel, besefte echter al snel dat hout voor de scheepsbouw op zijn retour was. Na dit ene houten schip, zijn er verder uitsluitend ijzeren schepen gebouwd: sleepkranen, klipperschepen en motorjachten.
Het aantal personeelsleden liep op van 8 bij overname van de werf naar 229 (!) in het jubileumjaar 1928. Onder deze 229 personeelsleden waren nog drie man die van de werf van Lastdrager waren meegekomen. Deze mannen zullen waarschijnlijk nog lange tijd reparaties aan (houten) vissersschepen hebben verricht.

Op de foto de houten botter die de werf Stapel en Schild bouwde voor de Helderde visser Wezelman.

woensdag 28 augustus 2013

De doorstart van een werf

De oude werf van Lastdrager, aan de Paktuinen in Enkhuizen, had rond 1900 niet veel meer te doen. Er werden alleen nog vissersvaartuigen gerepareerd. In februari 1903 werd de werf voor f 10,700,- publiekelijk verkocht aan de Enkhuizer Bouwmaatschappij. Deze wilde in eerste instantie woningen bouwen op het terrein. Maar omdat behoud van de werf zou zorgen voor broodnodige werkgelegenheid, pakte de firma Stapel, Schild en Co, van de Enkhuizer Bouwmaatschappij, de zaken voortvarend aan.

Foto: De oude werf van Lastdrager.

maandag 26 augustus 2013

Vreemde vissers in Enkhuizen

Veel vissers uit andere plaatsen langs de Zuiderzee, die met staande netten op haring en ansjovis visten, kwamen naar Enkhuizen toe. Vooral voor Markers en Bunschoters waren de noordelijke wateren te ver om dagelijks heen en weer te zeilen. Hun ligplaats was vooral achter in de haven.
Als de haven vol lag, was dat natuurlijk een drukte van jewelste. Soms was het stadje te klein als door slecht weer of zondagsviering groepjes stoom afblazende vissers- eventueel via het café- de straat op trokken. Zeilde de hele vloot uit, dan was dat een imponerend gezicht.

Op de foto: hoek van de haven bij het station, waar meestal de vreemde vissers lagen gedurende de haring- of ansjovisteelt; op de voorgrond o.a. enige Marker botters.

vrijdag 23 augustus 2013

De eerste motor

De eerste proeven rond 1913 met de motorvlet stuitten nogal op problemen. Bij een groot aantal vangsttechnieken ondervond men vooral last van de installatie. Voordeel was wel dat de vlet hen met blakte (=windstilte) snel thuis kon brengen. Het motoriseren leek dus vooral voordelig voor vissers die veel moesten varen van en naar hun in zee staande vistuigen, zoals b.v. de fuikenvissers.

Ook waren de vissers huiverig om de stampende ééncylindermotoren in hun bestaande houten schepen in te bouwen. Die waren niet berekend op zoveel geweld!
Het duurde voor wat betreft de Zuiderzeevisserij tot eind jaren ’20 voordat de mechanisering weer geleidelijk op gang kwam met de komst van relatief goedkope, tweedehands A-Ford autobenzinemotoren.

Op de foto sleept de motorvlet een botter naar de visserij.

woensdag 21 augustus 2013

Risico van de kuilvisserij

De risico’s van het vissen met de kuil waren normaal gesproken beperkt: de grond waarop men viste was glad en er werd zelden vastgetrokken. Liep de kuil toch vast, dan was dat meestal in een duintje. Duintjes werden gevormd doordat door de werking van het ijs de schotsen over elkaar de grond in schoven.
Na de strenge winter van 1928-’29 zat er zelfs in juni nog een duin op het Enkhuizerzand! Ze hebben toen zelfs de marine erbij gehaald om het kapot te schieten. De Brinio, één van de kanonneerboten van de Zuiderzee, zou het hebben gedaan.

Op de foto heeft de bemanning van de MK134 net de kuil gehaald en schept de spiering eruit.

maandag 19 augustus 2013

Twee jaar te vroeg uitgescheje

Na zijn schooltijd ging de 13 jarige Pieter Springer (geb. 1900) bij zijn vader aan boord van de MK9 werken. In de jaren 1943 of 1944 werd aan boord van deze botter een onderwijsfilmpje gemaakt ‘Vissers van Marken’. Heel wat kinderen moeten dat op de lagere school hebben gezien. De MK9 was gemaakt in Monnickendam en was de gewezen MK63 van Jan Uithuisje; die nam iedere twee, drie jaar een nieuwe. In 1948 stopte Pieter Springer met vissen, twee jaar te vroeg om Zuiderzeesteun te krijgen. “Altijd op de Zuiderzee gevaren en toch geen steun, hoe is’t mogelijk?”

De befaamde Marker decoratieschilder Jan Moenis, bijgenaamd Jan de Dove, schilderde de MK9 op de schooltas van de zoon van Pieter Springer.

woensdag 14 augustus 2013

Eerste Wereldoorlog en Zuiderzeevisserij

We weten onder meer over de effecten van de Eerste Wereldoorlog op de Zuiderzeevisserij omdat er juist uit deze periode een brievenboek bestaat met kopieën van 231 uitgaande brieven, geschreven door de directeur van de gemeentelijke Visafslag van Harderwijk, F. Lieben. De brieven werden geschreven van 17 augustus 1914 tot en met 14 juni 1919. In de meeste gevallen waren de brieven gericht aan het gemeentebestuur.

Bij de afkondiging van de mobilisatie was Lieben aangesteld als tijdelijk directeur omdat directeur F. Fluitsma onder de wapenen ging. De oorlog leidde tot personeelstekorten en was reden van de invoering van bijzondere regelingen zoals maximumprijzen voor verschillende vissoorten. Overheden zochten opkopers in Harderwijk in verband met de voedseldistributie. Deze 'commissiekopers' kochten vis in tegen afgesproken prijzen en zorgden vervolgens voor de verzending van de vis.

Op de foto directeur F. Lieben voor de elektrische mijnklok van de visafslag (1931)

maandag 12 augustus 2013

Een bijzondere vangst

Soms troffen de Zuiderzeevissers in hun netten of op zee sporadisch voorkomende of zelfs zeer uitzonderlijke dieren aan. Met enige regelmaat werd zalm aangetroffen in de netten, een steur kwam al minder voor en de vangst van een beluga kan wel een miraculeuze vondst worden genoemd.
De beluga werd aangetroffen door Daan Wormsbecher op de Hond, een zandplaat tussen Kampen en Elburg. Een strop werd om de staart geslagen en daarna is het 4.20 meter lange beest aan boord gehesen. Eenmaal in thuishaven Harderwijk is de beluga tentoongesteld in de tuin van Huize Westerholt. Entree: tien cent.
Een medewerker van Artis bevestigde dat het hier om een beluga ging die waarschijnlijk verdwaald was toen hij de haring achtervolgde die de Zuiderzee inzwom. De vangst werd aangekocht door Artis en door Wormsbecher zelf met de botter naar Amsterdam gebracht.

Op de foto de door Daan Wormsbecher gevangen beluga.

donderdag 8 augustus 2013

Visserkledij

Na de Tweede Wereldoorlog gingen de meeste vissers gekleed in overalls en droegen zij petten.
Voor de oorlog droegen vissers meestal zogenaamde klepbroeken, een zwarte trui en een zijden petje. Mollevellen broeken vervingen op den duur de broeken gemaakt van pilo.
Mollenvel wordt ook wel ‘Engels leer’ genoemd. Het is een stevige, degelijke katoenen stof die tegenwoordig bijna niet meer gemaakt wordt. Het weefsel wordt namelijk meermaals geschuurd en opgeruwd waardoor het fluweelzacht aanvoelt en aan suède doet denken. Het is echter zo robuust en onverslijtbaar dat het door het leger werd gebruikt voor de veldkleding van soldaten. Pilo broeken zijn broeken die van gekeperd katoen werden gemaakt (te vergelijken met de jeans).

Op de foto de pluut HK 60 in de weer met het hoekwant met de oude visser in de vooroorlogse kledij.

maandag 5 augustus 2013

Wat een diepe vaargeul allemaal teweeg kan brengen!

Harderwijk had vanaf 1899 een havenvoorziening, maar dieper stekende vaartuigen konden deze niet bereiken. Eibert den Herder hield een pleidooi voor het baggeren van een diepere vaargeul die ook grotere schepen aankon. In 1925 werden deze werken aanbesteed: een 1.875 meter lange, 1.90 meter diepe en 40 meter brede vaargeul.
De vaargeul maakte het mogelijk om ook een geregelde stoombootdienst op Amsterdam te onderhouden, om onder meer het toerisme van Harderwijk te bevorderen. De N.V. Holland-Veluwelijn was in hetzelfde jaar een feit. Om de aangeschafte raderboot Concordia IV te kunnen keren moest er ook nog een zwaaikom worden aangelegd. Men zag toekomst in de vracht- en passagiersvaart en er ontstond ook nog een stoombootbedrijf: Stoombootonderneming Burgemeester Kempers.

Op de foto Stoomboten in de nauwe haven van Harderwijk. Op de voorgrond de zwaaikom.

donderdag 1 augustus 2013

Hoekwantvisserij in Harderwijk

De hoekwantvisserij werd in Harderwijk maar weinig beoefend. Meestal werden er kleine vaartuigen bij gebruikt. De familie Fokken bijvoorbeeld, een vader met vijf zonen, voer met een haringschuit: de HK 62. Het hebben van een groot gezin was fijn want dan had je meteen een mooi span mannen voor het schieten, binnenhalen en onderhouden van de netten.

Het hoekwant stond over het algemeen maar kort, meestal een dag, in zee. Was het op een mooie zomerdag windstil dan konden ze de netten uitzetten en inhalen voordat de kuilers, zij die met het kuilwant visten, voorbijkwamen. Met een beetje weerkennis konden ze zeggen: “’t Wordt vandaag blak en als vanmiddag ’t windje komt, dan hebben wij ‘m wel weer in.”

Op de foto het klaren van het hoekwant aan boord van de HK 62.