donderdag 29 november 2012

Klagen over de haven

Het bestuur van Edam nam al in 1718 het besluit om in Volendam een zeehaven te bouwen. In 1735 doen de vissers hun beklag over de aantasting van de paalschermen door de paalworm en eisen van het gemeentebestuur herstelwerkzaamheden. In de negentiende eeuw voldeed de haven ook niet meer. De vissers klagen in 1866 over ruimtegebrek en de slechte toestand van de haven. Het Verslag van de Nederlandsche Zeevisscherijen bericht hierover. Maar de gemeente gaat onder zware lasten gebukt en de provincie en het Rijk moeten bijspringen om de verbeteringen tot stand te brengen. Er komen voorzieningen voor het aanmeren van de schepen en iets meer ruimte komt beschikbaar door het afgraven van een deel van de haven. De vissers blijven echter klagen over de ondiepte van de haven en het ruimtegebrek voor een vloot van inmiddels 146 vaartuigen. Besloten wordt de haven uit te breiden door een nieuwe kom te graven ten zuiden van de oude haven.
Tot ongeveer 1900 stond aan de haven het Boothuisje dat plaats moest maken voor de Gemeenteafslag en toen werd verplaatst naar het Noordeinde. Het bevatte o.a. de ijsvlet en materialen om, als het havengat in de wind lag, de schepen naar buiten te trekken. De ijzeren ijsvlet werd gebruikt om bij dooi, als de vloot weer naar buiten kon, het resterende ijs in de haven te breken.

Op de foto: Het breken van het ijs in de haven van Volendam met de ijsvlet.

dinsdag 27 november 2012

Van houten naar ijzeren schepen

In de jaren 1911-1913 bestelden tien Volendammer vissers een ijzeren schip bij Werf Vooruit in Enkhuizen. Waarschijnlijk was één iemand de gangmaker en voortrekker van deze moderniseringsbeweging. Tegelijkertijd werden er overigens ook houten schepen toegevoegd, hetgeen duidt op goede inkomsten voor de visserij.
Ondanks het feit dat de ijzeren schepen fantastische vaartuigen waren, konden de Volendammers er niet erg aan wennen en werden de schepen bijna allemaal snel verkocht tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Meespeelde ook dat ze er toen flink veel geld voor konden krijgen.
De ijzeren kwakken waren zwaarder dan de houten en sommige vielen groot uit. Dan moest je het schip ook wel met drie man bezeilen, terwijl je het op een houten schip altijd met zijn tweeën afkon! En roest kreeg al snel de overhand in de ijzeren schepen die om die reden heel goed moesten worden onderhouden.

Op de foto de ijzeren (kleine) botter VD van Jan Tol uit Volendam.

vrijdag 23 november 2012

Onderhoud aan de netten

Tot het onderhoud en behoud van de netten behoorde in de eerste plaats het drogen en tanen. Aan de haven stonden de taanketels klaar zodat het hele proces binnen twee uur geklaard kon zijn en je de netten weer prachtig mooi opgerold terugkreeg. Elke eigenaar had zijn eigen merk dat zichtbaar was, soms ook een nummer of bepaalde knoop. Er gingen wel dertig netten in een ketel en het verhaal gaat dat een visserman zijn eigen net wel herkende ook zonder naar het merk te kijken.
Om te voorkomen dat de netten door elkaar raakten werd elk kuilnet bijeengehouden met een apart touw. Er moest voor worden gezorgd dat de netten de bodem niet raakten want dan zouden ze vastbakken en verbranden. Het tanen gebeurde om de twee weken. Bij de overgang van hennep naar katoen moesten de taanbazen er aan wennen dat het katoen zowat gaar gekookt werd in de ketels en dat het tanen verkort moest worden. Een kwartiertje was voldoende!

Op de foto zien we Jaap ‘Butter’’ die twee getaande kuilnetten vervoert, 1926.

woensdag 21 november 2012

Vis om te consumeren

In de Zuiderzee werd onder meer haring, spiering en ansjovis gevangen.
Haring was er in verschillende soorten: sleepharing, fuikharing en kuilharing, afhankelijk van het visnet waarmee je ze ving.
Spiering werd in Nederland bijna niet gegeten en als je het at dan bakte je het ‘in een zoodje’ met mosterd. Veel spiering werd gevangen in de monden van de IJssel en voor de Ketel en werd verkocht aan Parijs.
De ansjovis was van groot belang voor de vissers omdat daar het meeste mee werd verdiend. En ook bij de ansjovis kon je onderscheid maken tussen kuil-ansjovis en staande netten-ansjovis. De kuilansjovis moest gekopt worden voordat ze werd verpakt en dat was een werkje dat meestal door jongeren werd gedaan. Het kopje werd er afgetrokken en dan kwamen de ingewanden tegelijk mee.

Op de foto het lossen van haring bestemd voor hotel Spaander in Volendam.

maandag 19 november 2012

Het spleten van het aalwant

We hebben het al eerder in deze blog gehad over het azen en spleten. Het azen begon om vier uur ’s morgens. Je maakte zo’n zestien lijnen met aas en in totaal werd gevaren met wel tachtig lijnen. Snel kunnen werken was van groot belang en van grote invloed op de bepaling van het weekloon. Een snelle werker had wel drie gulden per week!
De aasplank werd dwars over het achterschip gelegd en elk werkte aan een bak. Volendammers hielden de lijnen steeds op gelijke lengte. Je pakte de haak, deed er een visje aan en dan legde je de ‘geaasde aak’ in de ‘laag’ . Ongelijke lijnen zouden het ritme van de handeling verstoren.

Op de foto het spleten van het aalwant. Vlakbij de opening van de bak, waar ook de spleet in de bodem gestoken is, hangen over de rand nieuwe stellen. De foto is van 1939.

vrijdag 16 november 2012

Op de pof leven

Overal langs de Zuiderzee werd aan de vissersgezinnen krediet verleend of werd op de pof geleverd. Hellingbazen, touwslagers, taanbazen, en de wat meer bemiddelde vissers ondersteunden zo de vissers die het niet zo breed hadden. Vooral de kostbazen, de winkeliers die aan de vloot leverden, waren hierbij belangrijk.
Als je bijvoorbeeld schipper wilde worden dan ging je naar zo’n kostbaas toe met de vraag of hij een paar honderd gulden voor je te leen had. Dan was je natuurlijk wel verplicht om vervolgens ook je inkopen bij hem te doen. Dus je kocht bij hem de turf, het visgerei en etenswaren en eigenlijk was je met je hele hebben en houwen bij hem in de kost.
Soms leidde deze afhankelijkheid tot excessen. Mensen betaalden voor de wekelijkse boodschappen en kwamen niet van de startschuld af. Meestal ontbrak een schriftelijk contract en hield de visser zelf geen boekhouding bij om de aflossingen te controleren.

Op de foto de VD 272 met schipper Krelis Snoek, vissend met een kwakkuil.

woensdag 14 november 2012

De coöperatieve visafslag te Volendam

In Volendam was een Gemeentelijke Visafslag, opgericht in 1901, maar de inkomsten daarvan kwamen niet ten goede aan de eigen gemeenschap. Daarom nam in 1918 een aantal voormannen van de vissersvloot het initiatief om een coöperatieve visafslag op te richten. Deze moest zonder winstoogmerk draaien; de opbrengst kwam ten goede aan een onderlinge verzekeringskas, het oude mannenhuis en liefdadige doelen. Snel werd een ruimte ingericht en Koninklijke goedkeuring aangevraagd en daarna kon de visafslag van start gaan. De visafslag werd later vergroot en gemoderniseerd en heeft vele projecten in Volendam financieel mogelijk gemaakt!

Op de foto een kijkje in de afslag.

donderdag 8 november 2012

Een kijkje in de visserijschool

In Volendam was in 1900 een visserijschool opgericht op initiatief van de afdeling Volendam van de Vereniging ter Bevordering van de Nederlandsche Visscherij en met steun van de gemeenteraad. Er was toen behoefte aan zo’n school omdat de uitbreiding van de vissersvloot geen gelijke tred hield met de bijzonder snelle toename van de vissersbevolking. Er waren veel jonge Volendammer vissers die dienst moesten nemen op loggers en bommen van Vlaardingen en Scheveningen. De visserskinderen, jongens van 14 jaar en ouder, kregen op school de theorie van de Zuiderzeevisserij en werden onderwezen in het navigeren, knopen, splitsen en boeten.


Leraren waren B. Demmer en L. Spaander, een oud-schipper. De lessen werden gegeven van 1 november tot 1 maart en in 1900 waren er zestig leerlingen. In latere jaren liet het geregelde bezoek aan de school nogal wat te wensen over. De vissers gingen namelijk in de winter bij open water ook naar zee en veel jongeren deden dan dienst als knecht.

dinsdag 6 november 2012

Van visser tot fabrieksarbeider

De Zuiderzeesteunwet is ingesteld om de financiële en economische gevolgen van de bouw van de Afsluitdijk en de gedeeltelijke droogmaking van de Zuiderzee op te vangen en te compenseren. Vissers en zij die werkzaam waren in de nevenbedrijven van de Zuiderzeevisserij kregen bijvoorbeeld een tegemoetkoming voor omscholing of als compensatie voor het minder waard worden van hun vaartuigen en vistuig. Veel plaatsen gingen andere industrieën vestigen om werkgelegenheid te creëren voor oud-vissers. Zo werd in Volendam de ENKEV (Eerste Nederlandsche Kunst-haarspinnerij Edam-Volendam) gesticht. Maar jammer genoeg ging deze ook al snel weer failliet en kwamen de mensen op straat te staan. Velen hebben toen krediet aangevraagd in het kader van de Zuiderzeesteunwet en zijn weer gaan vissen.

Op deze foto zien we oud-vissers in overall voor de fabriek.

donderdag 1 november 2012

Jan Kes (1887-1975), een markant persoon

Binnen Volendam was Jan Kes (1887-1975) een markant persoon, opvallend vanwege uitspraken en gedrag. Vanaf zijn tiende viste hij al op de Zuiderzee, toen voor tien cent per week. We hebben het dan over circa 1900. Op zijn twaalfde ging hij mee vissen op de Noordzee omdat de verdiensten in de Noordzeevisserij beter waren. Vanuit IJmuiden visten Volendammers en Huizers met hun kor en botters. Tot 1940 gingen veel Volendammers werken bij grote Amsterdamse scheepvaartmaatschappijen. Ook Kes ging van 1908 tot 1914 naar ‘de grote vaart’. De reizen duurden zo’n drie maanden en en hij verdiende als kwartiermeerster zo’n 44 gulden, exclusief de bonussen. Van 1915 tot 1968 voer hij met de VD 46 weer als schipper op de Zuiderzee.

Op de foto Jan Kes aan boord van zijn VD 46. Getuige de lier achter op de trog dateert de opname van na de overschakeling op de dwarskuilvisserij.