donderdag 27 december 2012

Wat vooraf ging (4) - Proefbatch

Met digitaliseerder GMS is vervolgens gesproken over de bestandsnaamgeving in verband
met de productie van de barcodevellen. De IT-specialist van GMS heeft de beschrijvingen van de dossiers omgezet en bestanden gemaakt met barcodes. Deze bestanden zouden aanvankelijk door Nieuw Land gehaald kunnen worden van de ftp-server van GMS maar dat is niet gelukt.
Daarom hebben we op 17 december j.l., bij de post een usb-stick gekregen met de barcodevellen. Hiermee kunnen we de Proefbatch(van 2.000 vellen, ca. drie archiefdozen, ca. 20-30 cm) binnenkort gaan uitvoeren!

Archieven toegankelijk maken = aanpoten!

maandag 24 december 2012

Wat vooraf ging (3) - ISIL code

In het startgesprek is een ISIL-code* vastgesteld die door Henny van Schie is vastgelegd voor Nieuw Land als NL-LIsNLE. Hierbij is rekening gehouden met de officiële naam van Nieuw Land (Nieuw Land Erfgoedcentrum). Afgesproken is barcodes te gebruiken bij de digitalisering. Deze worden mee gedigitaliseerd.

De toekenning van de ISIL-code en de afspraken omtrent het benoemen van subdossiers
(bestandsnaamgeving) hebben ertoe geleid dat meer tijd ingeruimd moest worden voor het toegankelijk maken van de dossiers. Bij het eerdere ompakken is gebleken dat veel dossiers subdossiers hebben die elk van een aparte voorloopcode moeten worden voorzien. In de praktijk betekent dit dat de beschrijvingen van ruim 4.000 dossiers uitgebreid moesten worden op het niveau van de subdossiers. Deze uitbreiding zal na digitalisering zichtbaar zijn in de directory-structuur.
De Visscherij-Courant laten we meteen ook maar digitaliseren!

* ISIL staat voor 'International Standard Identifier for Libraries and Related Organizations'. Het doel van de code is om een eenduidige, duurzame, internationale identificator te creëren voor bibliotheken en aanverwante organisaties.

donderdag 20 december 2012

Wat vooraf ging (2) - Startproject


Op 27 februari vond in Lelystad het Startgesprek plaats. Bij het startgesprek waren aanwezig: Henni van Beek (beeldkwaliteit, adviseur Nationaal Archief), Foekje Boersma (coördinator Uitvoering Metamorfoze ABC; verslag); Pieter Buitendijk (projectleider GMS), Wouter ten Have (Nieuw Land), Andrea Langendoen (Projectcoördinator Metamorfoze), Willy van der Most (Nieuw Land, Projectleider Metamorfoze) en Hans van Rijn (e-depot, adviseur Nationaal Archief).

Bij het Startgesprek is onder meer gekeken naar de wijze waarop het archief al toegankelijk was en zijn de MMABC lijsten* met instructies voor GMS en inventarisatieformulier conservering nagelopen.
Het definitieve verslag van het startgesprek is opgesteld door Foekje Boersma en toegezonden aan de deelnemers op 22 maart 2012. Dit verslag is ondertekend retour gezonden naar Foekje Boersma.

We hebben nog een lange weg te gaan...

* Lijsten die horen bij het Metamorfoze (MM) Handboek ABC.

dinsdag 18 december 2012

Wat vooraf ging (1) - Goedkeuring project en voorbereiding

In december 2011 werd door het Bureau Metamorfoze besloten om 40 meter van het archief van de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet te digitaliseren. Het totale archief is 150 meter groot en bestaat voornamelijk uit dossiers van ‘belanghebbenden': zij die werkzaam waren in de Zuiderzeevisserij of in een van de nevenbedrijven van de Zuiderzeevisserij.

Eerst hebben we vastgesteld dat er per strekkende meter archief zo’n 8.500 scans gemaakt moeten worden. Dat is erg veel en dat komt doordat de blaadjes in het archief erg dun zijn; van die doorslagen bijvoorbeeld. Toen zijn we de archiefdozen gaan ompakken en hebben we de dossiers ontniet en herverpakt in zuurvrije omslagen en dozen. Paperclips zijn verwijderd en alle dossiers zijn in archiefdozen op nummer geplaatst in de goedgekeurde archiefbewaarplaats. Het op nummer wegzetten was meteen een mooie controle op de aanwezigheid van alle dossiers!
Ter voorbereiding van de digitalisering zijn de dossiers opnieuw toegankelijk gemaakt en nagelopen op gekrulde bladzijden en het gladstrijken van bladzijden. Met Japanse tape zijn kleine restauraties uitgevoerd.

Halverwege het ompakken van het archief hebben we dit gevierd met Urker zalm!

vrijdag 7 december 2012

Smullen en smikkelen aan boord (niet echt)

Om te eten aan boord met vier man bemanning nam je mee: meel, rijst en roggebrood, maar van het roggebrood nam je niet te veel mee want dat beschimmelde toch. Dan nog een zak aardappelen en een vaatje boter van dertig pond, een ronde gele kaas en brood. Koffie bracht je op kleur met chichorei. Melk gebruikte je niet aan boord, want dat was niet goed te houden. En een borreltje was er ook niet aan boord!
Met de genoemde ingrediënten werden vooral gemaakt: meelkost en/of rijst met gebakken vis en aardappels. Een gerecht was bijvoorbeeld Schokkertroet: meel in de kom, een beetje zout erbij, kokend water er langzaam bijgieten en dan roeren totdat het geheel gebonden was tot stijf deeg. In het midden maakte je een kuiltje voor de stroop en boter. Troet werd echter niet veel gegeten omdat men het nogal armoedig vond. En het was meteen koud, terwijl rijstgerechten lekker warm bleven.
Een zoodje bestond uit aardappelen en Zuiderzeevis van het seizoen (scholletjes, botjes, aaltjes, knorhanen, puitaaltjes en spieringen), lekker bij elkaar in één pan en het liefste in (zoet) regenwater gekookt, niet in zeewater, want dat werd te zout, met een grote klont boter en heerlijke mosterd.

Op de foto: Jaap Kwakman, links en Albert Koning op de VD 67, een zoodje nuttigend.

woensdag 5 december 2012

Van hout naar ijzer en weer terug naar hout…

Van 1911 tot 1913 bestelden tien Volendammers een ijzeren schip bij de Werf Vooruit in Enkhuizen. De bouwtijd van zo’n ijzeren schip betrof ongeveer 2,5 tot drie maanden. Maar omdat de Volendammer vissers niet erg goed konden wennen aan het ijzer werden ze praktisch allemaal na korte tijd weer naar elders verkocht. Eén reden was dat de vissers de schepen niet vonden ogen, ze keken liever naar hout. Toch waren het fantastische zeeschepen die heel veel wind konden hebben, soms zo veel dat het zeil bijna van de mast afwaaide. En wat erg prettig werd gevonden: als je omlaag zat dan deed je het deurtje dicht en dan was het net alsof je in een hotel zat. Dat had je niet met die oude houten botters, dan moest je pompen of verzuipen!

Op de foto de ijzeren kleine botter VD 2 van Jan Tol.

maandag 3 december 2012

Het aas voor de botvisserij

Al eerder hebben we gelezen dat gekookte garnaal diende als aas. Je kocht een mand garnalen van zo’n 50 pond, het liefst grote garnalen want je had ook grote haken.
Tot je ze nodig had bewaarde je ze in ‘karen’ (kisten met gaatjes) met je nummer erop buiten de haven, zodat ze levend bleven. Een oudere man die met een bootje hand- en spandiensten verrichtte voor de vissers zorgde ervoor dat de karen om 4 uur ’s morgens werden opgehaald en bezorgd bij de botters. Hij hing de kisten achter de botters en wekte de vissers.
De garnalen werden gekookt boven een open vuur in koperen ketels die door een koperslager in Edam waren gemaakt. Later kwamen ijzeren wasketels in gebruik. Aanvankelijk kookte men de garnalen in gewoon havenwater. Later werd ontdekt dat met zout gekookte garnalen het veel beter deden bij de vissen! Een kom of tien zout moest je bij het water doen dan ving je veel meer.

Op de foto zo’n oudere visser die de ‘karen’ bij de botters brengt.

donderdag 29 november 2012

Klagen over de haven

Het bestuur van Edam nam al in 1718 het besluit om in Volendam een zeehaven te bouwen. In 1735 doen de vissers hun beklag over de aantasting van de paalschermen door de paalworm en eisen van het gemeentebestuur herstelwerkzaamheden. In de negentiende eeuw voldeed de haven ook niet meer. De vissers klagen in 1866 over ruimtegebrek en de slechte toestand van de haven. Het Verslag van de Nederlandsche Zeevisscherijen bericht hierover. Maar de gemeente gaat onder zware lasten gebukt en de provincie en het Rijk moeten bijspringen om de verbeteringen tot stand te brengen. Er komen voorzieningen voor het aanmeren van de schepen en iets meer ruimte komt beschikbaar door het afgraven van een deel van de haven. De vissers blijven echter klagen over de ondiepte van de haven en het ruimtegebrek voor een vloot van inmiddels 146 vaartuigen. Besloten wordt de haven uit te breiden door een nieuwe kom te graven ten zuiden van de oude haven.
Tot ongeveer 1900 stond aan de haven het Boothuisje dat plaats moest maken voor de Gemeenteafslag en toen werd verplaatst naar het Noordeinde. Het bevatte o.a. de ijsvlet en materialen om, als het havengat in de wind lag, de schepen naar buiten te trekken. De ijzeren ijsvlet werd gebruikt om bij dooi, als de vloot weer naar buiten kon, het resterende ijs in de haven te breken.

Op de foto: Het breken van het ijs in de haven van Volendam met de ijsvlet.

dinsdag 27 november 2012

Van houten naar ijzeren schepen

In de jaren 1911-1913 bestelden tien Volendammer vissers een ijzeren schip bij Werf Vooruit in Enkhuizen. Waarschijnlijk was één iemand de gangmaker en voortrekker van deze moderniseringsbeweging. Tegelijkertijd werden er overigens ook houten schepen toegevoegd, hetgeen duidt op goede inkomsten voor de visserij.
Ondanks het feit dat de ijzeren schepen fantastische vaartuigen waren, konden de Volendammers er niet erg aan wennen en werden de schepen bijna allemaal snel verkocht tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Meespeelde ook dat ze er toen flink veel geld voor konden krijgen.
De ijzeren kwakken waren zwaarder dan de houten en sommige vielen groot uit. Dan moest je het schip ook wel met drie man bezeilen, terwijl je het op een houten schip altijd met zijn tweeën afkon! En roest kreeg al snel de overhand in de ijzeren schepen die om die reden heel goed moesten worden onderhouden.

Op de foto de ijzeren (kleine) botter VD van Jan Tol uit Volendam.

vrijdag 23 november 2012

Onderhoud aan de netten

Tot het onderhoud en behoud van de netten behoorde in de eerste plaats het drogen en tanen. Aan de haven stonden de taanketels klaar zodat het hele proces binnen twee uur geklaard kon zijn en je de netten weer prachtig mooi opgerold terugkreeg. Elke eigenaar had zijn eigen merk dat zichtbaar was, soms ook een nummer of bepaalde knoop. Er gingen wel dertig netten in een ketel en het verhaal gaat dat een visserman zijn eigen net wel herkende ook zonder naar het merk te kijken.
Om te voorkomen dat de netten door elkaar raakten werd elk kuilnet bijeengehouden met een apart touw. Er moest voor worden gezorgd dat de netten de bodem niet raakten want dan zouden ze vastbakken en verbranden. Het tanen gebeurde om de twee weken. Bij de overgang van hennep naar katoen moesten de taanbazen er aan wennen dat het katoen zowat gaar gekookt werd in de ketels en dat het tanen verkort moest worden. Een kwartiertje was voldoende!

Op de foto zien we Jaap ‘Butter’’ die twee getaande kuilnetten vervoert, 1926.

woensdag 21 november 2012

Vis om te consumeren

In de Zuiderzee werd onder meer haring, spiering en ansjovis gevangen.
Haring was er in verschillende soorten: sleepharing, fuikharing en kuilharing, afhankelijk van het visnet waarmee je ze ving.
Spiering werd in Nederland bijna niet gegeten en als je het at dan bakte je het ‘in een zoodje’ met mosterd. Veel spiering werd gevangen in de monden van de IJssel en voor de Ketel en werd verkocht aan Parijs.
De ansjovis was van groot belang voor de vissers omdat daar het meeste mee werd verdiend. En ook bij de ansjovis kon je onderscheid maken tussen kuil-ansjovis en staande netten-ansjovis. De kuilansjovis moest gekopt worden voordat ze werd verpakt en dat was een werkje dat meestal door jongeren werd gedaan. Het kopje werd er afgetrokken en dan kwamen de ingewanden tegelijk mee.

Op de foto het lossen van haring bestemd voor hotel Spaander in Volendam.

maandag 19 november 2012

Het spleten van het aalwant

We hebben het al eerder in deze blog gehad over het azen en spleten. Het azen begon om vier uur ’s morgens. Je maakte zo’n zestien lijnen met aas en in totaal werd gevaren met wel tachtig lijnen. Snel kunnen werken was van groot belang en van grote invloed op de bepaling van het weekloon. Een snelle werker had wel drie gulden per week!
De aasplank werd dwars over het achterschip gelegd en elk werkte aan een bak. Volendammers hielden de lijnen steeds op gelijke lengte. Je pakte de haak, deed er een visje aan en dan legde je de ‘geaasde aak’ in de ‘laag’ . Ongelijke lijnen zouden het ritme van de handeling verstoren.

Op de foto het spleten van het aalwant. Vlakbij de opening van de bak, waar ook de spleet in de bodem gestoken is, hangen over de rand nieuwe stellen. De foto is van 1939.

vrijdag 16 november 2012

Op de pof leven

Overal langs de Zuiderzee werd aan de vissersgezinnen krediet verleend of werd op de pof geleverd. Hellingbazen, touwslagers, taanbazen, en de wat meer bemiddelde vissers ondersteunden zo de vissers die het niet zo breed hadden. Vooral de kostbazen, de winkeliers die aan de vloot leverden, waren hierbij belangrijk.
Als je bijvoorbeeld schipper wilde worden dan ging je naar zo’n kostbaas toe met de vraag of hij een paar honderd gulden voor je te leen had. Dan was je natuurlijk wel verplicht om vervolgens ook je inkopen bij hem te doen. Dus je kocht bij hem de turf, het visgerei en etenswaren en eigenlijk was je met je hele hebben en houwen bij hem in de kost.
Soms leidde deze afhankelijkheid tot excessen. Mensen betaalden voor de wekelijkse boodschappen en kwamen niet van de startschuld af. Meestal ontbrak een schriftelijk contract en hield de visser zelf geen boekhouding bij om de aflossingen te controleren.

Op de foto de VD 272 met schipper Krelis Snoek, vissend met een kwakkuil.

woensdag 14 november 2012

De coöperatieve visafslag te Volendam

In Volendam was een Gemeentelijke Visafslag, opgericht in 1901, maar de inkomsten daarvan kwamen niet ten goede aan de eigen gemeenschap. Daarom nam in 1918 een aantal voormannen van de vissersvloot het initiatief om een coöperatieve visafslag op te richten. Deze moest zonder winstoogmerk draaien; de opbrengst kwam ten goede aan een onderlinge verzekeringskas, het oude mannenhuis en liefdadige doelen. Snel werd een ruimte ingericht en Koninklijke goedkeuring aangevraagd en daarna kon de visafslag van start gaan. De visafslag werd later vergroot en gemoderniseerd en heeft vele projecten in Volendam financieel mogelijk gemaakt!

Op de foto een kijkje in de afslag.

donderdag 8 november 2012

Een kijkje in de visserijschool

In Volendam was in 1900 een visserijschool opgericht op initiatief van de afdeling Volendam van de Vereniging ter Bevordering van de Nederlandsche Visscherij en met steun van de gemeenteraad. Er was toen behoefte aan zo’n school omdat de uitbreiding van de vissersvloot geen gelijke tred hield met de bijzonder snelle toename van de vissersbevolking. Er waren veel jonge Volendammer vissers die dienst moesten nemen op loggers en bommen van Vlaardingen en Scheveningen. De visserskinderen, jongens van 14 jaar en ouder, kregen op school de theorie van de Zuiderzeevisserij en werden onderwezen in het navigeren, knopen, splitsen en boeten.


Leraren waren B. Demmer en L. Spaander, een oud-schipper. De lessen werden gegeven van 1 november tot 1 maart en in 1900 waren er zestig leerlingen. In latere jaren liet het geregelde bezoek aan de school nogal wat te wensen over. De vissers gingen namelijk in de winter bij open water ook naar zee en veel jongeren deden dan dienst als knecht.

dinsdag 6 november 2012

Van visser tot fabrieksarbeider

De Zuiderzeesteunwet is ingesteld om de financiële en economische gevolgen van de bouw van de Afsluitdijk en de gedeeltelijke droogmaking van de Zuiderzee op te vangen en te compenseren. Vissers en zij die werkzaam waren in de nevenbedrijven van de Zuiderzeevisserij kregen bijvoorbeeld een tegemoetkoming voor omscholing of als compensatie voor het minder waard worden van hun vaartuigen en vistuig. Veel plaatsen gingen andere industrieën vestigen om werkgelegenheid te creëren voor oud-vissers. Zo werd in Volendam de ENKEV (Eerste Nederlandsche Kunst-haarspinnerij Edam-Volendam) gesticht. Maar jammer genoeg ging deze ook al snel weer failliet en kwamen de mensen op straat te staan. Velen hebben toen krediet aangevraagd in het kader van de Zuiderzeesteunwet en zijn weer gaan vissen.

Op deze foto zien we oud-vissers in overall voor de fabriek.

donderdag 1 november 2012

Jan Kes (1887-1975), een markant persoon

Binnen Volendam was Jan Kes (1887-1975) een markant persoon, opvallend vanwege uitspraken en gedrag. Vanaf zijn tiende viste hij al op de Zuiderzee, toen voor tien cent per week. We hebben het dan over circa 1900. Op zijn twaalfde ging hij mee vissen op de Noordzee omdat de verdiensten in de Noordzeevisserij beter waren. Vanuit IJmuiden visten Volendammers en Huizers met hun kor en botters. Tot 1940 gingen veel Volendammers werken bij grote Amsterdamse scheepvaartmaatschappijen. Ook Kes ging van 1908 tot 1914 naar ‘de grote vaart’. De reizen duurden zo’n drie maanden en en hij verdiende als kwartiermeerster zo’n 44 gulden, exclusief de bonussen. Van 1915 tot 1968 voer hij met de VD 46 weer als schipper op de Zuiderzee.

Op de foto Jan Kes aan boord van zijn VD 46. Getuige de lier achter op de trog dateert de opname van na de overschakeling op de dwarskuilvisserij.

dinsdag 23 oktober 2012

Binnenscheepvaart als alternatief


In augustus 1920 werd een vergadering belegd van het gemeentebestuur van Harderwijk, enkele leden van de gemeenteraad, Mr. G. Vissering ( vice voorzitter van de Zuiderzeeraad en lid van de commissie voor de vaststelling van schadevergoedingen i.v.m. de drooglegging van de Zuiderzee), het Bestuur van de Nederlandsche Vereeniging van Gezagvoerders bij de Binnenvaart samen met directeuren en leraren van schippersscholen en enkele Harderwijker vissers. Men was van plan om de visserijscholen rond de Zuiderzee om te vormen tot Schippersvakscholen. De Zuiderzeevissers (met name de jongeren) werden opgeroepen zich aan te melden bij deze nieuw op ter richten Schippersvakscholen. De schippers moesten zich, in hun eigen én in het landsbelang, gaan richten op de binnenscheepvaart, want dát had het land nodig!

Afbeelding: knipsel van een tekening van politiek tekenaar Louis Raemakers (1869-1956).

vrijdag 19 oktober 2012

Steunen als het moet


Ook het Fries Dagblad stelt in de krant van 17 augustus 1920 dat “het er niet aan gaat te zeggen: De Regeering legt de Zuiderzee droog; de Regeering stoot mij uit mijn brood, dus moet de Regeering maar verder voor mij zorgen”. Een oudhollands spreekwoord zegt tenslotte: als het tij verloopt, verzet men de bakens!
Maar die vissers, die door omstandigheden niet opnieuw kunnen beginnen, moet men niet aan hun lot overlaten. Het is noodzakelijk dat de vissers zich laten vertegenwoordigen door woordvoerders die met kennis van zaken hun wensen kunnen formuleren en voor hen kunnen opkomen.

Foto: passage uit het knipsel uit het Fries Dagblad, augustus 1920

woensdag 17 oktober 2012

Van visser naar polderjongen!


In hetzelfde knipsel in De Telegraaf (1920), lezen we de kritiek op de schadevergoeding die de vissers uiteindelijk kregen. Er zou ten hoogste slechts een tegemoetkoming worden toegekend en “vervolgens zullen de menschen, die jarenlang op de Zuiderzee in Gods vrije natuur hebben gewerkt voor de voedselvoorziening des lands, nu het beste doen om op hun oude dag….. polderjongens te worden!”.
Aan het einde geeft de redactie zelf de nuancering dat de Zuiderzeevissers zich maar aan de nieuwe toestand moeten aanpassen. Tenslotte moesten de eigenaars van trekschuiten en koetsiers van dilligences dat ook , toen spoor- en tramwegen werden aangelegd!

Foto: passage uit het knipsel in De Telegraaf, augustus 1920

maandag 15 oktober 2012

Kritiek in de krant


Het voormalig Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland heeft ca. 10 jaar geleden een flink aantal knipselboeken laten digitaliseren. Deze boeken zijn een geweldige bron voor wetenschappelijk onderzoek naar de drooglegging van de Zuiderzee en de effecten hiervan op de bevolking. Ook de Zuiderzeevereniging kwam veelvuldig in het nieuws. Zo kreeg De Telegraaf in 1920 veel brieven over het onrecht dat de zuiderzeevissers werd aangedaan: “De Zuiderzeedrooglegging bedreigt de geheele visscherijbevolking van de Zuiderzee-eilanden , de Zuiderzeeplaatsen, en niet minder, degenen diein de nevenbedrijven der visscherij, als rookerijen, zouterijen, inlegfabrieken enz., hun brood verdienen
De Zuiderzeevereeniging werd verweten dat zij in eerste instantie de plannen te rooskleurig had voorgeschoteld.


Foto: : passage uit het knipsel in De Telegraaf, augustus 1920

dinsdag 25 september 2012

Scheepswerf De Boer in Lemmer

In het Archief van de Zuiderzeesteunwet zijn ook stukken aanwezig van nevenbedrijven van de Zuiderzeevisserij, zoals scheepswerven.

Een werf die grote naam verwierf met de bouw van Lemsteraken was de Scheepswerf De Boer, gesticht op 5 maart 1874 door Pier Klaas de Boer (1837-1904). Na het overlijden van zijn eerste vrouw, hertrouwde hij in 1876 met Sjoerdje Visser die een belangrijke rol speelde op de werf en onder meer betrokken was bij de vormgeving van de vaartuigen.

In 1877 liep de eerste 'botaak' van de helling, een scheepje van 36 voet lengte, en in 1882 werden weer twee vissersaken afgeleverd. Daarna verlieten elk jaar één of meer schepen de bouwschuur. Aken in de grootte van 35 tot 45 voet vormden het leeuwendeel, maar er werden ook twee botters geproduceerd. In juli 1899 werd begonnen met de ijzerbouw en werd er niet meer gebouwd op het oog, maar volgens een tekening.

Op de foto de IJzerhelling van de Gebroeders De Boer in Lemmer.

vrijdag 21 september 2012

Socialistische vissers (2)


Eerder hebben we in onze blog van 4 september al geschreven over de grote socialistische aanhang onder de Lemmer vissers. Met name vanaf 1918 waren de arbeiders het inferieure voedsel, de hoge prijzen en de slechte woon- en werkomstandigheden beu. De vissers werden geconfronteerd met kelderende prijzen voor hun vis. Schuldensanering en belastingmaatregelen zaaiden onrust terwijl het toekomstperspectief onzeker was vanwege de voorgenomen afsluiting van de Zuiderzee.

Op de Lemmerse boten werd in 1918 zeven weken gestaakt en in de haven werden bijeenkomsten belegd, onder andere over de achturige werkdag. En dit terwijl de vissers wel tachtig uur in de week werkten. Soms draaide het uit op een knokpartijen en moest de marechaussee uit Sloten worden ingeroepen om de rust te herstellen!


Foto van Lemster vissers tijdens een haringteelt omstreeks de Eerste Wereldoorlog (1914-1918).

dinsdag 18 september 2012

Zuiderzeevisserij in de media

Nieuw Land heeft in het kader van een eerder Metamorfozeproject krantenknipselboeken verfilmd en gedigitaliseerd. Deze knipselboeken zitten vol met foto's en artikeltjes over de Zuiderzeevisserij.

Bij deze krantenfoto hoort het volgende onderschrift:
"Ook Lemmer's welvaart is aan het tanen. Heeft de bevolking van die plaats nimmer op grote welvaart mogen bogen, nu ook de vischvangst, tengevolge van den afsluitdam en het droogleggen van de Zuiderzee ophoudt een middel van bestaan te vormen, ziet het er voor Lemmer donker uit in de toekomst. Een troosteloze aanblik biedt de visschershaven."

En toenmalig burgemeester H. Pollema klaagde in 1928: "Ik kan het den visschers niet aan 't verstand brengen, dat zij zich moeten voorbereiden op een anderen werkkring. Zij willen - afwachten! Zij nemen 't de regeering kwalijk, dat zij de zee gaat droog leggen en hun 'het brood uit den mond' neemt. Daarom eischen zij volledige schadeloosstelling. Wat moeten wij aanvangen met onze honderd visschers en het jonge volk?

vrijdag 14 september 2012

Ansjovisvisserij

De ansjovisvisserij had een zeer wisselvallig karakter; soms waren er jaren achtereen minimale vangsten en dan ineens één of meerdere topjaren. Zo was 1890 een topjaar en vormde 1908 een dieptepunt. Deze visserij gaf aan veel handen werk, maar de soms uitstekende besommingen wogen niet altijd op tegen de kosten van het viswant. Dit leidde nogal eens tot financiële problemen. Zelden overzagen Lemster vissers met een luchthartig karakter de consequenties van gemakkelijk verkregen kredieten. Zelden hield hij zelf een boekhouding bij en vaak nam hij genoegen met de berekeningen van zijn kredietgever. Daarbij eiste ook drankmisbruik zijn tol.
Uit het archief van de Zuiderzeesteunwet, aangevuld met de interviews van Peter Dorleijn en de kasboekjes van vissers, kunnen we opmaken hoe het de vissers van de Zuiderzee is vergaan. We lezen over de prijzen van vaartuigen, de kosten van het vistuig en de opbrengsten van de visserij. En tussendoor leren we ook over de sociale verhoudingen en methodes van kredietverstrekking in het verleden!


donderdag 13 september 2012

Door de afsluiting van de Zuiderzee daalde de waarde van het vistuig

Willem Toering kocht in 1902 voor zo'n elf of twaalfhonderd gulden een botter van de weduwe van een zekere Hein Zijl en verkreeg daarvoor krediet van Poppe de Rook. De botter was gebouwd in Spakenburg. De knecht die op de botter voer, verhuisde van Bunschoten met zijn familie mee naar Lemmer en leerde Willem hoe hij met de botter om moest gaan.
Uit een opgave voor de waardevermindering van 1932 in het archief van de Zuiderzeesteunwet komen we aan de weet dat de grootte van de botter werd geschat op 20 ton. In 1928 was er door De Boer een motor in geplaatst van het type Ford. En tot de verdere uitrusting behoorden: drie span zeilen en stagfokken, twee grote en twee kleine kluiffokken en één bazaan, een anker en een dreg.

Op de foto vooraan Willem Toering in 1042 bij het lossen van aal. Dat deden ze eerst in manden omdat deze het hout van de botter niet beschadigden. Later werd overgestapt op metalen bussen.

dinsdag 11 september 2012

Vissen en heel hard schaatsen

De Poepjesen stammen uit de omgeving van het Tjeukemeer ten noordoosten van De Lemmer. Van oorsprong waren het vooral binnenvissers, maar vanaf 1900 richtten zij zich steeds meer op de Zuiderzee. Lykele Poepjes (1874-1940) was de derde zoon in een rij van tien kinderen. Zeven van de acht zonen werden visser en één van deze acht stapte over naar de vishandel. De broers huisden in woonarken en stichtten op hun beurt ook weer grote gezinnen. Ze konden ook goed schaatsen. Vooral Arend Poepjes die met zijn woonark tussen Lemmer en Kuinre lag en de vrije tijd naast het vissen vulde met hardlopen en fietsen, en oefeningen aan de rekstok die hij in de nabijheid van zijn vaartuig plaatste. Levertraan en droog spek at hij veel, alcoholhoudende dranken gebruikte hij nooit.

Op de foto Hans en Geertje Poepjes met aan hun rechterzijde dochter Klaasje en hardrijder op de schaats Arend. Aan hun linkerzijde Renske en Jacob, de enige zoon die boer werd. Staande van links naar rechts Lykele, Douwe, Klaas, Pieter, Jan en Johannes.

donderdag 6 september 2012

Vissen met de zegen

De foto toont het vissen met de zegen aan de dijk bij Schellinkhout. Vooraan Griet Bijma, achter haar een dochter, dan Hendrik en ten slotte Minze in de boot.

Na de afsluiting van de Zuiderzee en de aanleg van de Noordoostpolder kwam Lemmer in een soort hoek te liggen wat sommige vissers deed besluiten te verhuizen. Zo ook Hendrik Bijma en zijn gezin. Zij verhuisden eerst naar Hindeloopen en later naar Schellinkhout. Ze visten met de schouw die ze hadden omgedoopt in SH 1 en die in Hoorn lag. Zoon Minze was ook aan boord maar deze had weinig op met het visserijbedrijf. Hendrik viste met snoekbaarsnetten en botnetjes. En soms loonde het de moeite om vanaf de dijk bij huis met een zegentje op snoekbaars te vissen. “Nou we woonden daar toch” zegt Hendrik, “de tuin zat aan de zeedijk vast, dus we hadden maar even over de zeedijk te lopen en dan in de boot, die lag daar voor anker.”

dinsdag 4 september 2012

Socialistische vissers

De vissersbevolking van De Lemmer was voor het overgrote deel onkerkelijk en koesterden in meerderheid socialistische opvattingen; zij waren mannen van Domela Nieuwenhuis. De Lemsters zagen er bijvoorbeeld ook geen probleem in om, als het zo uitkwam, 's zondags uit te varen. In 1894 werd de landelijke S.D.A.P. opgericht, kort voor 1900 kreeg De Lemmer een plaatselijke afdeling. In 1907 splitste zich zelfs een meer radicale marxistisch gerichte stroming af: de Sociaal Democratische Partij en hier kwam in 1918 in Nederland de Communistische Partij Nederland uit voort, die ook in De Lemmer een afdeling kreeg met veel aanhang onder de vissers, vooral bij de knechten.

Deze foto werd genomen tijdens een haringteelt omstreeks de Eerste Wereldoorlog (1914-1918).

donderdag 30 augustus 2012

Grote schoonmaak


Zodra de ansjovisvangst afgelopen was gingen veel schepen naar de werf voor onderhoud. Schipper Jouke Bootsma van de LE 44 voer bijvoorbeeld met zijn schip de sluis van Lemmer in en legde zijn vaartuig in 't Dok voor een grote schoonmaak (zie foto). Spintje, touwwerk, ankers en andere inventarisonderdelen werden uit het vooronder gehaald en het kooigoed hing te luchten over de giek. Meestal werden de ruimen ingesmeerd met carbolineum om alles weer schoon te krijgen.

dinsdag 28 augustus 2012

Overvloedige spieringvangst in 1951


Sinds 15 maart 1951 werden onder de dijk van de Noordoostpolder tienduizenden kilo's spiering gevangen door de Lemster vissers (zie foto). Deze grote vangsten leverden bijna problemen op in de afvoer. Gelukkig hadden de vissers de gehele vangst vooraf tegen een vaste prijs verkocht aan een combinatie die de vis verhandelde aan de eendenfokkers in Ermelo en aan de vismeelfabrieken in Beverwijk en Eindhoven.

In diezelfde naoorlogse jaren werd ook gevist op vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog, toen een nieuw fenomeen. De verkoop van het schroot, oud ijzer, leverde wat extra verdiensten op.

donderdag 23 augustus 2012

IJsselmeervisserij, de stekelige snoekbaars

Op de foto Steven Visser, die voer met de LE 15, met een snoek van ruim veertig pond omstreeks 1952. Een niet alledaagse vangst!

Na de afsluiting van de Zuiderzee is door de Heidemaatschappij snoekbaars uitgezet. Het duurde een jaar of vijf, zes en toen konden de vissers ook snoekbaars vangen. De vangsten groeiden van 8.000 kilogram in 1936 tot 250.000 kilogram in 1939. Het snoekbaars vangen was bijna voor alle Zuiderzeevissers iets nieuws. Door zijn stekelige vinnen en scherpe kieuwdeksels was snoekbaars een lastige vis om uit de netten te halen.


dinsdag 21 augustus 2012

Ansjovis koppen en rapen


Op de foto de ansjoviskoppers en -kopsters van het bedrijf van Sterk uit De Lemmer.

Bokking roken was de basis van het visverwerkende bedrijf in De Lemmer. Op den duur breidde men deze werkzaamheden uit met ansjovis zouten. Meestal werden kinderen - jongens en meisjes - ingeschakeld voor het koppen en rapen. Het koppen hield in dat de gevangen ansjovis werd uitgelegd op grote luiken waar de koppers omheen stonden. Zij knepen het kopje eraf en trokken gelijk de ingewanden mee. Van elk bakje werd gecontroleerd of het koppen goed gebeurd was en op een plankje met de namen van alle koppers werden de aantallen afgestreept. Vervolgens werden de visjes met de kop en staarteinden naast elkaar in één richting gelegd - het rapen - en per handvol overgegeven aan de man die ze in een vat legde. Elke laag vis werd met een laag zout afgewisseld en goed aangestampt.

donderdag 16 augustus 2012

De Firma Jan Pen

De Firma Jan Pen in Lemmer was in 1913 opgericht en was een voortzetting van de zaak van Jan Pen die vijftig jaar eerder al was begonnen met de leverantie van netten, kuilen, touwwerk, garens, kurk, lood, enzovoorts en het tanen van netten en zeilen. Jurjen Pen, geboren in 1884, volgde zijn vader op en was naast toeleveringsbedrijf ook handelaar in ansjovis. Voor het vervaardigen van netten was aan 't Leeg een zogenaamde baan gebouwd: een rijtje huizen met beneden over de hele lengte bedrijfsruimte en daarboven woningen voor de werknemers.

Op de foto Jan Pen (rechts) als handelaar in binnenvis en links Geert Pen en middenvoor Jan Haagsma.

dinsdag 14 augustus 2012

Familiebedrijven rond de voormalige Zuiderzee

De Zeilmakerij De Vries te Lemmer maakte en repareerde bijna alle tuigen voor de Lemster vloot. Marten F. de Vries, geboren in 1876, zeilmaker en taander van beroep, schreef in 1927 aan de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet dat zijn vader en grootvader ook al hun brood hadden verdiend aan de zeilmaker. Hij ging er vanuit dat zijn bedrijf door de afsluiting van de zee gedoemd was te verdwijnen. Maar hij bleef zeilmaker en zijn zoon Bouwe, geboren in 1916, volgde hem op. Begin 1940 werkten ze met zeven man in het bedrijf en voerden ook opdrachten uit voor het leger (kleding en uitrusting).

Op de foto personeel van De Vries bezig met het repareren van een zeil.

vrijdag 10 augustus 2012

De Noordoostpolder en de visserij


Door de sluiting van het laatste gat in de dijk van de Noordoostpolder op 13 december 1940 was de droogmaking van deze polder een feit en verloren de Lemster vissers een belangrijk deel van hun visgebied. Wel kregen zij in 1942 nog toestemming om de nieuwe polder leeg te vissen. Dat kon op een bepaald moment alleen nog maar in de al gebaggerde kanalen en de vissers moesten oppassen om niet droog te vallen. Een groot deel van de Lemster vloot schakelde na 1932 voor wat betreft de palingvisserij over op de dwarskuil, een vistuig dat zij voorheen in De Lemmer nauwelijks gebruikten.

dinsdag 7 augustus 2012

Van zeevaart naar binnenvaart: De Lemmer


De Lemmer als Zuiderzeevissersplaats was in de negentiende eeuw eigenlijk niet meer dan een dubbele rij huizen en een ruime buitenhaven. Op het noordelijke havenhoofd brandde 's nachts een hooggeplaatste lantaren (zie afbeelding). In 1838 werden de houten beschoeiingen vervangen door een stenen kade. In 1844 begon de binnenlandse vaart al groter te worden dan de zeevaart. Er werden in dat jaar nog 22 zeeschepen ingeklaard en 30 uitgeklaard. Het teruglopen van de koopvaardij had zijn weerslag op de plaatselijke bedrijvigheid. Toch waren er rond 1850 nog in bedrijf een korenmolen, een houtzaagmolen, twee scheepswerven, een lijnbaan, twee taanderijen, drie mastmakerijen, een looierij, drie bokkinghangen en twee pottenbakkerijen. De vuurtoren werd in 1968 afgebroken.

vrijdag 3 augustus 2012

Vistechniek: Spierikdrieven

Het vissen met trek- of trekkende netten wordt ook wel spierikdrieven genoemd. Spierikdrieven (spiering drijven) was een visserij die typisch was voor de zuid- en oostwal van de Zuiderzee. Met spieringnetten werd alleen gevist in Harderwijk, Elburg en Vollenhove. Soms werden twee vaartuigen aan elkaar gekoppeld en hing het dreefnet in het midden.

Op de foto een Harderwijkse 'spierikdriever'.

woensdag 1 augustus 2012

Vissersbuurt

Meestal woonden de Zuiderzeevissers bij elkaar in de buurt, zoals in het begin van de vorige eeuw in Harderwijk. De vissers woonden toen vooral in wijk D, met in het noordoosten de haven en van de rest van de stad gescheiden door de Hoogstraat en Grote Poortstraat.

Hier op de foto de Rechte Oosterwijk die in de achtergrond uitkwam op de haven. Dit was een van de straten waar voornamelijk vissers woonden. De kubbestaken links en het netje rechts tegen de muur herinneren hier aan. De mensen waren klein behuisd en voor hun drinkwater aangewezen op openbare pompen. Dertig procent van de gezinnen woonde in een eenkamerwoning met gemiddeld 4,25 mensen.

maandag 30 juli 2012

Muziek en een potje knokken als ontspanning


Eigenlijk waren de vissersjongens altijd in touw. Alleen op zaterdagavond, zondag en een enkele feestdag werd er niet gewerkt. En zelfs als de weersomstandigheden zo waren dat er niet gevist kon worden, dan lag het vaartuig in de haven en was er altijd wel wat werk te doen aan de schuit of aan het vistuig. Het vertier bestond voornamelijk uit mondorgel spelen en zingen. En minder onschuldig; een beetje knokken, de vissers tegen de boeren.

Op de foto twee jonge Harderwijker vissers in hun oliepak. Vaak werd deze kleding door de vrouwen genaaid en door de mannen geolied en op zolder te drogen gehangen.

vrijdag 27 juli 2012

De haven uitgediept

Lange tijd was de haven van Harderwijk te ondiep en konden schepen niet uitvaren en moesten werkeloos blijven liggen. Bij Harderwijk lag dus eigenlijk de droogste plek van de Zuiderzee. Eibert den Herder zorgde in 1925 voor het uitdiepen van de haven en het graven van een geul. Naast de beurtvaart kon nu ook een geregelde stoombootdienst met Amsterdam tot stand komen.

Lag de haven 'recht in de wind' dan was het voor de uitgaande schepen hard trekken geblazen, zoals te zien is op deze foto.

woensdag 25 juli 2012

Harderwijker bokking

De haringvangst behoorde tot één van de voornaamste pijlers van de Zuiderzeevisserij door Harderwijkers. Van der Aa schreef omstreeks 1844 in zijn Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden: "De scheepvaart, visscherij en bokkingrookerij zijn bronnen van bestaan voor vele ingezetenen, doch, in vergelijking van vroegere tijden, tegenwoordig zeer in verval, echter zijn de Harderwijker bokkings nog altijd het meest gezocht, terwijl zij voor de smakelijkste gehouden worden".

Het roken van de vis tot bokking gaf handen vol werk in de nevenbedrijven van de Zuiderzeevisserij. Vol trots wordt dit op deze foto getoond.

maandag 23 juli 2012

De "dwarskuil" als vistechniek


Na de afsluiting van de Zuiderzee werd voor Harderwijkers de dwarskuilvisserij de belangrijkste vistechniek. De dwarskuil was een veel gebruikt vistuig waarmee bijvoorbeeld op paling en garnaal werd gevist. Een goede visser kon in acht weken tijd zo'n kuil(net) breien. Dit werd veelal gedaan door loggervissers die 's winters thuis waren. Door de kuil door het water te slepen werd gevist. Windkracht en diepte van het water bepaalde of je het net moest verzwaren. De gewichten kon variëren van twee tot vijftien pond afhankelijk van de diepte van het water.

Op deze foto varen Harderwijker botters de haven binnen om hun vangst te lossen, met de kuil drogend in de mast.

vrijdag 20 juli 2012

Krabben en vervelende kwallen


Bij het vissen van bot met sleepnetten, kwam er van alles mee omdat deze netten over de grond getrokken moesten worden. Stukken hout bijvoorbeeld en krabben of kwallen. Hoe noordelijker je viste, hoe zouter het water, hoe meer krabben. Na de afsluiting van de Zuiderzee verzoette het water en gaven de krabben de geest en troffen de vissen krabbelijken in hun netten aan. Kwallen waren ook hinderlijk want die stonken en prikten. En soms, vooral bij Urk, lagen er voor de afsluiting zeehonden en die vraten de botvissen aan. Lastig allemaal!

De levende bot werd in mandjes gedaan, zoals te zien is op deze foto.

woensdag 18 juli 2012

Koopschuiten met vlag in top


Op de Zuiderzee had je koopschuiten die van slepers en andere botvissers de vangst opkochten. Bekend zijn de koopschuiten van Bunschoten, Elburg, Huizen en Amsterdam. Ten teken dat hij vis wilde kopen, zeilde een koopschuit met de vlag in top langs de vissende vaartuigen. Kon de koper met een visser tot overeenstemming komen over de prijs dan haalde de visser zijn netten met vis binnen voor de verkoop. In het bepalen van de prijs was de koper vrij. Hij wist hoeveel er op de veiling voor werd betaald en hij nam een zeven-, achthonderd gulden mee in een linnen zak: guldens en rijksdaalders, daarmee werd betaald.

Op de foto: een Bunschoter botkoper in De Lemmer.

maandag 16 juli 2012

Onderzoeksbronnen

(Klik hier voor een correcte weergave van dit weblog. Er zit tijdelijk een fout in de weergave van sommige onderdelen.)

Er zijn verschillende bronnen die ons inzicht verschaffen in de techniek van de Zuiderzeevisserij en de cultuur van de Zuiderzeevissers. Zo is er het vijfdelige naslagwerk 'Van Gaand en Staand Want' geschreven door historisch onderzoeker en tekenaar Peter Dorleijn. Hij interviewde hoogbejaarde vissers en schreef hun verhalen op. Zijn tekeningen tonen de vaartuigen en de vistechnieken. De interviews en tekeningen worden bewaard in Nieuw Land in Lelystad. Bewegend beeld zien we terug als we kijken naar de Zuiderzeefilm van 1928, aanwezig bij het Zuiderzeemuseum of naar oude polygoonfilmpjes over plaatsen rond de voormalige Zuiderzee, bewaard bij Beeld & Geluid in Hilversum.


Af en toe zijn er ook schilderijen gemaakt die de Zuiderzeevisserij verbeelden. Hier 'De fuikenvisserij' weergegeven door Jan de Dromer (1932). Vooraan met de vlag in top een koopschuit.

vrijdag 13 juli 2012

Aas

(Klik hier voor een correcte weergave van dit weblog. Er zit tijdelijk een fout in de weergave van sommige onderdelen.)


De botvissers van Enkhuizen visten met hoekwant. De walschipper zorgde voor het visklaar maken van het want. De bemanning van de botter was voornamelijk op zee werkzaam met het schieten en halen van de lijnen (voorzien van aas). Vroeger waren het in Enhuizen altijd Volendammer kwakken die garnaal brachten voor de aasvisserij. Toen die niet meer kwamen, deden de Enkhuizers het zelf. De garnalen werden met zout gekookt en op aasbakken uitgestrooid om af te koelen. Vervolgens werd er geaasd: een techniek waarbij het vistuig van aas werd voorzien. In totaal moest een botvisser zo'n 200 lijnen met aas beschikbaar hebben.

Op de foto de Buitenhaven van Enkhuizen met her en der drijvende garnalenhouwers.

donderdag 12 juli 2012

De Afslag

(Klik hier voor een correcte weergave van dit weblog. Er zit tijdelijk een fout in de weergave van sommige onderdelen.)



Zo rond 1920 trad er een verandering op in de verkoop en afzet van de ansjovis. Voor 1920 werd de ansjovis in aantallen verkocht, meestal per 1.000 stuks, en na 1920 werd dit vervangen door afslag per gewicht, veelal per kilo. Elke visser kende zijn kopers en ook na oprichting van de gemeentelijke afslag bleven kopers aanvankelijk nog kopen van de vissers waarvan men een bepaalde kwaliteit gewend was. Het wegen van de ansjovis achter de Afslag, aan grote 'evenaars' zoals op deze foto, gebeurde door beëdigde wegers. Meerdere partijen vis werden samengevoegd en om tien uur 's morgens werd de eerste hoeveelheid afgeslagen, de één bracht 200 kilo, de ander 500. Dat werd samengevoegd en elke koper nam er een deel van.

maandag 9 juli 2012

Van zout naar zoet

(Klik hier voor een correcte weergave van dit weblog. Er zit tijdelijk een fout in de weergave van sommige onderdelen.)


Door de uitvoering van het Zuiderzeeproject veranderde in een paar jaar de Zuiderzee in een zoet IJsselmeer. Een aantal economisch belangrijke vissoorten zoals haring, ansjovis en garnaal verdwenen voorgoed. De paling ondervond geen nadelige invloed van de afsluiting. Integendeel, de palingvisserij ontwikkelde zich tot verreweg de belangrijkste op het IJsselmeer.

Op deze foto de laatste ansjovisteelt op de Zuiderzee. Aan het roer van de botter EH 32 Jan Edelenbosch. In de vlet, v.l.n.r. Hendrik Edelenbosch, Cor Bijl en Albrecht Edelenbosch.

donderdag 5 juli 2012

Ansjovis vangen

(Klik hier voor een correcte weergave van dit weblog. Er zit tijdelijk een fout in de weergave van sommige onderdelen.)


Ansjovis liet zich in staande netten goed vangen en het machinaal breien van de netten heeft waarschijnlijk bijgedragen aan het op deze wijze vangen van deze vis. De netten werden geplaatst vanuit kleine vaartuigen, vaak roeiboten. Maar omdat deze toch vaak te klein werden geacht en de actieradius beperkt was, werd het systeem van sleepvletten ontwikkeld.

Op deze foto vletten- en jollenvissers op 't Noord, aan de oostkant van Enkhuizen, buiten de muur.